Basisonderzoek
Het eerste gesprek vindt meestal plaats in de aanwezigheid van de naasten van de patiënt.
In het eerste onderzoeksgesprek komen o.a. de volgende vragen met betrekking tot de patiënt aan bod:
- Waaruit bestaan de klachten?
- Sinds wanneer bestaan ze?
- Welke hulp is al gezocht?
- Hoe ziet de levensloop er uit?
- Hoe is de zelfredzaamheid in het dagelijks functioneren?
- Hoe ziet het dagelijkse leven er uit (o.a. hobby’s)?
- Hoe ziet de medische voorgeschiedenis eruit?
- Wat is de actuele medicatie?
Deze vragen worden indien mogelijk ook aan de familie gesteld om een goed beeld van de situatie te krijgen.Verder wordt het psychisch functioneren van de patiënt onderzocht. Het gaat hierbij niet alleen om een onderzoek van het geheugen maar er wordt ook gekeken of de patiënt depressieve of andere psychische klachten heeft.
Vervolgens wordt gekeken naar de problemen van de naasten van de patiënt. Wat betekenen de problemen voor hen en wat kunnen ze (nog) aan. De draaglast en de draagkracht worden in kaart gebracht.Tot slot wordt met de patiënt en zijn familie de hulpvraag ( Wat wil men? ) en de hulpverwachting (Hoe wil men hulp hebben?) besproken. Aan het eind van het onderzoek is er een beeld van de ziekte, de gevolgen van de ziekte en de vraag van de patiënt en zijn naasten.
Aanvullend onderzoek
Na het basisonderzoek worden de gegevens beoordeeld door een sociaal geriater.Dit is een specialist met medische en psychiatrische kennis op het gebied van ouderen. De sociaal geriater kan op basis van de gegevens uit het onderzoek van de huisarts of de casemanager besluiten de patiënt zelf te zien of meteen door te verwijzen.