- Afasie: het niet meer begrijpen van woorden en niet meer goed kunnen praten.
- Apraxie: sommige dingen niet meer goed kunnen doen (zoals wassen, koken, aankleden), ook al zijn de spieren in orde
- Agnosie: het moeilijk dingen kunnen herkennen, ook al werken de zintuigen goed. Niet goed meer plannen kunnen maken, zaken organiseren of logisch nadenken.
- Niet meer kunnen werken.
- Geen sociale contacten en relaties meer kunnen onderhouden.